
INNOVATIE - Aan pleitbezorgers ontbreekt het niet! Vooral Haarlemmers als Izaak en Johan Enschedé baatten dit uit voor Laurens Janszoon Coster. Toch zaaide Antonius van der Linde sinds 1869 er twijfel over, ten gunste van Johannes Gutenberg. Het Noord-Hollands Archief te Haarlem pikte dit op in zijn expositie ‘De Mythe achter de man - 600 jaar Laurens Janszoon Coster’.
• Leestijd ca. 6 minuten
De zo gezochte verknoping Johan Enschedé met Coster


Deze expositie liep van 23 november 2023 tot en met 10 mei 2024 en trok 1682 belangstellenden. Dit ging gepaard met rondleidingen en educatieworkshops zoals: ‘Held op sokkel en Historisch DrukLAB’ met een heuse antieke boekdrukpers en dito drukvormen. Over motivatie gesproken: Johan Enschedé-I (1708-1780) plaatste na 1768 standbeelden van losse letterdruk-uitvinder Laurens Janszoon Coster en diens geschiedeniscreator Hadrianus Junius, in zijn Haarlemse lettergieterij. Ook plakte hij een afbeelding van Coster in zijn gastenboek. Men móest wel geloven dat Enschedé’s impliciete ‘claim’ afstraalde op diens ingenieuze losse-letter-gieterijbedrijf!


Beide beelden staan nu in het Noord-Hollands Archief, na overdracht uit het Enschedé-museum medio 2015. Links Coster waarover het (nu naïef gevonden) verhaal circuleert dat hij de losse letterdruk toevallig uitvond door uitsnijding in beukenschors, die hij in het zand afdrukte. Vandaar een letter ‘A’ in zijn hand. Rechts Hadrianus Junius (1511-1575) van wie zijn Magnum opus ‘Batavia’ werd uitgegeven in 1588. Daarin creëerde hij de figuur Laurens Janszoon Coster plus eerste uitvindingsversie (“LAVRENTIVS Ioannes cognomento AEdituus Custósve” / LAVRENTIVS Ioannes, bijgenaamd AEdituus Custosve (*). De humanist Junius was een vertrouweling van Willem van Oranje, die aan het begin van de 80-jarige oorlog stond (1568). Er was behoefte om Holland binnen het Habsburgse rijk onderscheidend te profileren. Zodoende tooide Junius de door hem bedachte Laurens Janszoon Coster met de heldenrol als uitvinder van de tekstcorrigeerbare boekdrukkunst met losse letters in 1441. Hij verzon ook een modus om Coster’s vinding vervolgens te doen belanden in Mainz (in het Heilige Roomse Rijk), waar Johannes Gutenberg zijn 42-regelige Latijnse bijbel drukte tussen 1452 en 1455 (rechtsonder-onder). Anders gezegd: Junius geeft zo indirect een signaal aan de Spanjaarden, dat het slimme Holland over eigen drukcapaciteit zal beschikken; een machtswapen in de godsdienstrevolutie! Overigens is Coster’s uitvinding bepaald op het jaar 1423; aanbevolen door een speciale commissie dd. 1816.
Laurens Janszoon Coster met zijn rug naar de Klokhuistoren


Koninklijke Johan Enschedé startte 1703 in Haarlem en groeide vanuit Klokhuisplein tot 1200 medewerkers in zijn gloriejaren; reden om 1980 een industriële vestiging in de Waarderpolder te starten. 2012 voltrok zich de ramp om het drukken van Eurobankbiljetten (volgens EU-regels) te moeten afstaan aan Giesecke+Devrient (D) respectievelijk DeLaRue (UK). Het markante Klokhuistoren-gebouw uit 1916 is nu onderdeel van het complex ‘De Appelaar’, dat ook de rechtbank omvat, plus de uitbreiding van de concertzaal PHIL-Haarlem, dat er linksachter tegenaan gebouwd is. Maar heel markant, ook alsnog het vertrokken Enschedé-bedrijf erend, staat het bronzen standbeeld van Laurens Janszoon Coster (**) met opgeheven hand (met ‘A’) centraal op de kijk-as Klokhuisplein richting Stadhuis Haarlem; met zijn rug naar de Klokhuistoren
Het pro-Coster denken start door trigger in de ‘Keulse Kroniek’



Coster’s legendarische uitvindingsgeschiedenis lijkt te zijn ontleend aan een door Johann Koelhoff de jongere gedrukte en handingekleurde Keulse Kroniek uit 1499 (linksboven). De Kroniek vertelt over een Keulse drukker Ulrich Zell en diens drukkersopleiding in Mainz. Daarin zegt Zell dat de oorsprong van de boekdrukkunst niet in Mainz, maar in Holland ligt, en dat de vroegste drukwerken (kopfoto) donaten zijn. (niet verbijzonderd naar losse letter- of blokboekdruk, wèl het vereiste vakmanschap)

Hierboven een vroeg gezegelde akte van het stadsbestuur Haarlem. Bovenaan is de naam ‘Lourens Janszoon’ te lezen. Met deze akte betreffend ‘Die cronica van der hilliger stat van Coellen’ verbindt het stadsbestuur hieraan de persoon van Laurens Janszoon Coster. De Haarlemse logica om Coster aan de Keulse Kroniek te verbinden, was een poging om de historische claim van Haarlem als de bakermat van de boekdrukkunst te ondersteunen, omdat de Kroniek het vroegste voorbeeld van de boekdrukkunst zou zijn. De Kroniek werd als bewijs gebruikt in de strijd met Mainz over de oorsprong van de boekdrukkunst. Deze akte bevestigt dus ook het bestaan van de persoon Laurens Janszoon Coster
Enschedé koopt, verzamelt en zoekt ook Donaten
Enschedé’s medewerker Fleischmann sneed in diens opdracht een exclusief notenschrift, wat in de praktijk weliswaar onbruikbaar bleek, maar goed diende als omranding voor een waardepapier; omdat niemand het kon namaken! Zo profileerde Enschedé zich als waarde-drukker voor de Republiek der Nederlanden.



Hoewel Enschedé een eigen lettergieterij had, kochten Izaak en Johannes Enschedé-I (1708-1780) in 1743 andere lettergieterijen op, zoals Wetstein, waartoe de genoemde J.M. Fleischmann behoorde. Die ging vervolgens voor Enschedé werken. Hij ontwierp in 1760 voor Enschedé het muziekschrift ‘Parel Muziek’(linksboven), dat het graveren van muziek moest vervangen. Daarmee drukte Enschedé het eerste boek ‘Haerlemse Zangen’(rechtsboven). Toch bleek dat economisch niet exploitabel. Met Fleischmann haalde Enschedé een productieve lettersnijder in huis (zo blijkt uit een rekeningenboek 1743-1768 middenboven). In zijn leven snijdt Fleischmann tussen 8.000-9.000 letterstempels/matrijzen in staal, wat neerkomt om één à twee per dag. Gepassioneerd als hij was over Coster en alles wat met de drukkunst te maken heeft, zocht Enschedé naar bewijzen over die historische figuur. Net als hij verzamelden ook bibliofielen zoals Gerardus Meerman incunabelen. Voor hen was het niet voldoende dat een druk uit de vijftiende eeuw stamde. Zij richtten hun aandacht vooral op de oudste voorbeelden van de boekdrukkunst in Haarlem, Specimina van drukwerk afkomstig van belangrijke (vooral Noord-Nederlandse) drukkers of drukkersplaatsen en de ontwikkeling en de toepassing van de houtsnede. Zijn verzameling was bedoeld om de Haarlemse aanspraken op de uitvinding van de boekdrukkunst te staven en de technische aspecten van de ontwikkeling ervan te documenteren. Met Meerman ontspon zich een polemiek over het afdrukken van Donaten. Enschedé stelde dat het vroege losseletter-boekdruk was. Meerman betoogde dat het via houtsnede-blokboekdruk zou zijn. Daarvan liet Enschedé zich pas overtuigen nadat hij zo’n houtsnedeblok in Frankrijk had gezien!

Enschedé ontplooide zoektochten door stad en land, op zoek naar bewijzen van Coster’s uitvinding, en vindt die ook. Als eerste vindt Enschedé enkele stukjes oud gedrukt perkament in de boekband van een 15e-eeuws psalmenboek. Deze vondst is belangrijk omdat het donaat-fragmenten (foto hierboven) blijken te zijn, die Enschedé al kent uit de eerste vermelding van de uitvinding van de boekdrukkunst in Nederland. Tot nu toe had niemand deze fragmenten ook daadwerkelijk gevonden. Een andere vondst die Enschedé samen doet met mede-onderzoeker Meerman, is nog een donaatfragment in een Haarlems rekeningenboek uit 1474. Op de eerste pagina staat een naam die al eerder door historici (zoals Junius) werd genoemd als knecht van Coster: Cornelis de boekbinder. Dat deze twee stukken naast elkaar in een boek zitten, toont (volgens Enschedé-Meerman) het verband tussen donaatfragmenten en Coster. Tenslotte vindt Enschedé nog een drukwerk van Coster. In de boekband van een 15e-eeuws gebedenboek zit een gedrukt perkamenten fragment met gebeden en het alfabet, dat hij daarom het Abecedarium noemt (linksonder). De gebruikte letters lijken namelijk sterk op de letters in het eerste boek dat aan Coster is toegeschreven, Spieghel onser behoudenisse (rechtsonder). Het Abecedarium lijkt nog ouder. Dit is voor Enschedé onomstotelijk bewijs dat hij het eerste drukwerk van Coster heeft gevonden.


Lees ook onze vervolgpublicatie over Twistpunt Haarlem of Mainz (2)
(*) AEdituus Custosve betekent letterlijk ‘kerkwachter’ of koster van kerkelijke bezittingen.
(**) Standbeeld Laurens Janszoon Coster: Dat is er gekomen op initiatief van J.J.F.Noordziek (1811- 1886) redacteur van de Staatscourant. Deze vond -na de onthulling van het bronzen standbeeld voor Johannes Gutenberg 1837 in Mainz- dat het steengehouwen Coster-beeld in Haarlem daarbij eerloos in de schaduw verdween. Zijn ‘Oproeping aan Nederland, om de eer des vaderlands te handhaven’, mondde 1855 uit in het in brons-gieten van het beeld dat we nu kennen, door de firma Enthoven in Den Haag. 16 juli 1856 werd het in Haarlem op de Grote Markt onthuld met veel hoogwaardigheidsbekleders erbij. Onder hen Prins Hendrik met drie ministers en namens Koning Willem-III een passende lintjesregen! Het beeld zelf is ca. drie meter hoog op een marmeren sokkel die circa vier meter hoog is. Dat komt dichtbij Gutenberg’s beeld in Mainz dat een totale hoogte van ca. acht meter heeft, waarbij het beeld zelf ongeveer drie meter hoog is en de rest van de hoogte wordt gevormd door de sokkel.
Lees morgen deel 2 - Eerste losse letterdruk-twistpunt Haarlem of Mainz (2)
Kopfoto: Uitsnede uit Donaatfragment zoals gevonden door Johannes Enschedé-I in de boekband van een 15e-eeuws Psalmenboek. De vraag of aan deze perkamentafdruk een losse-lettertechniek danwel houtsnijblokboekdruk te herkennen is, valt lastig te beantwoorden. De goede spatiëring, dito interliniëring, geen dansende letters, strakke uitvulling en geen (grote) afwijkingen tussen dezelfde woorden en/of letters en leestekens, duiden op de mogelijkheid van losse-lettertechniek. Kijken we echter naar de zogenoemde ‘overhangende vlaggen’ respectievelijk versieringen van sommige lettertekens in de Latijnse tekst (niet zijnde ligaturen), dan móet het wel een perfècte houtsnijblokboekdruk zijn. Beeld: Noord-Hollands Archief.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.