
ZAKELIJK - Steeds meer scholen zetten stappen om hun eigen lesmateriaal te ontwikkelen. Daarmee doorbreken ze de decennialange afhankelijkheid van traditionele educatieve uitgevers als Noordhoff, Malmberg, Boom en ThiemeMeulenhoff.
• Leestijd ca. 6 minuten
De beweging is nog geen grootschalige trend, maar het fundament is gelegd. Technologische vooruitgang, kostenoverwegingen en de behoefte aan meer didactische flexibiliteit maken dat scholen de rol van uitgever gedeeltelijk naar zich toetrekken.
Kosten en maatwerk
De prijs van leermiddelen, zeker bij digitale licenties, is voor veel scholen een groeiend probleem. De jaarlijkse licentiekosten stijgen, terwijl de gebruiksduur van digitale leeromgevingen vaak beperkt is tot één schooljaar. Door zelf modules te ontwikkelen of open leermiddelen te gebruiken, houden scholen grip op hun budget en kunnen ze inhoudelijk beter aansluiten op hun specifieke onderwijscontext.

Met name bij vakken als maatschappijleer, geschiedenis en talen kiezen docenten ervoor om actuele voorbeelden, lokale thema’s en eigen toetsvormen te verwerken in het lesmateriaal. Die mate van maatwerk is binnen de traditionele methodestructuur moeilijk te realiseren. De opkomst van platforms als Wikiwijs en VO-content, waar open leermiddelen worden gedeeld en verrijkt, ondersteunt die beweging.

Techniek als katalysator
Wat tien jaar geleden nog een complexe opgave was, is vandaag technisch gezien eenvoudig uitvoerbaar. Applicaties als LessonUp, Thinglink, Canva for Education, Moodle en Google Classroom maken het mogelijk om professioneel ogend lesmateriaal samen te stellen zonder grafische of uitgeeftechnische kennis. De koppeling met digitale leeromgevingen en toetsplatformen zorgt bovendien voor directe integratie met het lesrooster, absentie- en cijferregistratiesysteem.
AI speelt daar een steeds grotere rol in. ChatGPT-achtige toepassingen, of gespecialiseerde onderwijsbots, helpen docenten bij het genereren van oefentoetsen, samenvattingen en visuele uitleg. Daarmee vervaagt de grens tussen docent en uitgever verder. Sommige ROC’s experimenteren al met AI-ondersteunde contentproductie in combinatie met praktijkprojecten.
Van open content tot co-creatie
De groei van open educational resources (OER) (*) in Nederland is een belangrijke aanjager. Via SURF en de Open Universiteit worden steeds meer OER-platformen beschikbaar gesteld aan MBO- en HBO-scholen. De open-licentieformules zorgen ervoor dat materiaal vrij bewerkt en hergebruikt kan worden, mits de bron wordt vermeld.
Binnen het MBO ontstaan daarnaast coöperaties tussen scholen en bedrijven. In het hybride leren – waarin praktijk en theorie worden gecombineerd – ontwikkelen scholen samen met praktijkpartners modules die aansluiten op regionale arbeidsmarkten. Denk aan technische opleidingen waarin lokale bedrijven direct bijdragen aan de inhoud. De traditionele uitgever heeft daar vaak geen rol meer, behalve als faciliterende partner voor eindredactie of vormgeving.
Uitdagingen: kwaliteit en continuïteit
Toch is het niet allemaal vanzelfsprekend. De redactionele kwaliteit en consistentie van zelfgemaakt materiaal is sterk afhankelijk van de expertise binnen een schoolteam. Waar uitgeverijen beschikken over redacteuren, vormgevers en toetsdeskundigen, moeten scholen deze taken zelf organiseren. Dat vraagt tijd, kennis en borging. Ook de juridische kant – denk aan auteursrechten en hergebruik van beeldmateriaal – vormt een risico.
Daarnaast is continuïteit een aandachtspunt. Lesmateriaal dat door één bevlogen docent is ontwikkeld, kan verdwijnen als die persoon vertrekt. Scholen die structureel eigen materiaal willen produceren, zullen moeten investeren in een redactiestructuur, gezamenlijke formats en duurzame opslag in centrale repositories.
Reactie van uitgevers

De gevestigde educatieve uitgevers zien deze ontwikkeling niet met lede ogen aan. Zij verschuiven hun positie van maker naar facilitator. Nieuwe producten zoals Noordhoff Studio’s of Malmberg Samen Ontwikkelen tonen dat scholen steeds vaker als mede-auteur worden betrokken. Ook ontstaan modulaire contentdiensten waarbij scholen via API’s of white-label platforms delen van uitgeefmateriaal kunnen combineren met eigen content.
Tegelijkertijd blijft print een rol spelen. In een blended leeromgeving is er nog steeds vraag naar tastbare werkboeken, samenvattingsbundels en hand-outs. De trend richting kleinere drukseries en print-on-demand sluit hier goed op aan – een gebied waarin de grafische industrie haar expertise opnieuw kan inzetten.
De verschuivende machtsbalans
Wat hier in de kern gebeurt, is een machtsverschuiving in de educatieve waardeketen. Waar uitgevers jarenlang de volledige keten beheerden – van redactie tot distributie – krijgen scholen nu directe toegang tot productiemiddelen en distributieplatformen. De vergelijking met de grafische sector dringt zich op: net als lokale drukkerijen die via online platformen hun eigen nichemarkt creëerden, ontwikkelen scholen hun eigen uitgeefstructuren.
De komende jaren zullen hybride modellen ontstaan waarin uitgevers, scholen en technologiepartners gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor contentcreatie, kwaliteitsbewaking en distributie. Dat vraagt om nieuwe afspraken over eigendom, licenties en verdienmodellen, maar ook om een ander begrip van wat ‘uitgeven’ in het digitale tijdperk betekent.
Productie van papieren leermiddelen
De Nederlandse schoolboekenmarkt wordt in productie gedomineerd door een paar gespecialiseerde grafische bedrijven. Drukkerij Wilco is één van de grootste spelers en verzorgt op industriële schaal de productie van boeken, waaronder educatieve leermiddelen. Ook Veldhuis Media staat bekend als belangrijke boekdrukker, net als NPN Drukkers. NPN is begin 2025 overgenomen door de Belgische Graphius Group, waarmee deze internationale drukkerijgroep een sterke positie op de Nederlandse markt verwerft.
Naast traditioneel drukwerk is digitale printproductie van groeiend belang. Hierbij speelt met name Printforce een voorname rol. Printforce is gespecialiseerd in het digitaal printen van boeken on-demand en werkt nauw samen met distributiepartner CB (Centraal Boekhuis).
Voor educatieve uitgevers biedt deze combinatie het voordeel van een geïntegreerde keten: CB verzorgt de inslag, opslag én on-demand productie van schoolboeken. Zo heeft ThiemeMeulenhoff met CB een contract waarbij CB de gehele logistieke keten afhandelt, inclusief print-on-demand productie voor kleinschalige opdrachten. Ook andere grote educatieve uitgevers maken gebruik van CB’s diensten – Noordhoff verhuisde in 2019 zijn complete voorraad (4,5 miljoen boeken) naar het CB-magazijn, een stap die snelle distributie én aansluiting op POD-faciliteiten mogelijk maak.
Traditioneel offsetdrukwerk beslaat nog altijd het overgrote deel van de fysieke schoolboekenproductie in Nederland. De initiële oplagen van lesmethodes – vaak duizenden stuks per titel – worden vrijwel volledig via offset gedrukt in grote drukkerijen. Hiermee behalen uitgevers de laagste kosten per boek bij massaproductie. Digitaal drukken (inclusief POD, high-speed inkjet en tonerdruk) heeft momenteel een kleiner aandeel in het totale volume, maar dat aandeel groeit gestaag. Exacte marktdata zijn schaars, omdat uitgevers zulke cijfers niet publiek rapporteren. Indiciën uit de branche wijzen erop dat offsetdruk zeker >80% van alle gedrukte schoolboek-exemplaren voor zijn rekening neemt, terwijl digitaal printen wellicht 10–20% uitmaakt – met name in de niche- en navullingssegmenten.
Reacties
Op de website van de NOS klonken verschillende reacties:
- Bij schoolbesturen is er veel enthousiasme over het initiatief van Neon-directeur Marten Blankesteijn, die eerder werkte aan de digitalisering bij kranten- en tijdschriftenuitgever DPG Media.
- "Dit wordt een doorbraak," zegt Annet Kil van de Gooise Scholen Federatie (GSF). Die zich heeft aangesloten bij Neon. "Het wordt duurzamer, goedkoper en verbetert de onderwijskwaliteit."
- "Er is veel enthousiasme voor bij schoolbestuurders," zegt Niek Bootsma van de Gelderse scholengemeenschap Quadraam. Ook hij wil zich aansluiten bij Neon. "Deze formule deugt. Dit kan echt gaan vliegen en een heleboel veranderen."
- Onmogelijk, reageert brancheorganisatie van schoolboekenuitgevers MEVW. "Het zou fantastisch zijn als het kon, maar ik zie werkelijk niet hoe je voor zo'n bedrag per leerling leermiddelen van een hoge kwaliteit kunt ontwikkelen en vervolgens steeds up-to-date kunt houden," reageert voorzitter Jorien Castelein.
Via de NOS website: Nu al doen twaalf scholengemeenschappen mee aan Neon met ruim 70.000 leerlingen. Zij dragen 10 euro per leerling af voor de ontwikkeling van de boeken.
Conclusie
De 'zelfproducerende school' is nog geen gevestigde realiteit, maar de trend is onmiskenbaar. Digitalisering, open content en AI verlagen de drempels, terwijl kosten en flexibiliteit de drijfveren blijven. De traditionele educatieve uitgever verliest daarmee zijn exclusieve rol, maar kan in samenwerking met scholen juist nieuwe kansen vinden in co-creatie, data-analyse en print-on-demand.
De toekomst van het lesmateriaal ligt waarschijnlijk niet meer in één hand, maar in een netwerk van makers, docenten en technologische partners die samen bepalen hoe leren eruitziet – digitaal én op papier.
(*) In Nederland worden open leermaterialen (OER) aangeboden en ontwikkeld via initiatieven zoals Edusources, een zoekmachine voor OER uit het hoger onderwijs, en het nationale programma Npuls, dat een digitaal ecosysteem voor open (onderwijs)materialen opzet. Deze materialen zijn gratis digitaal leermateriaal dat vrij gebruikt, hergebruikt en verspreid mag worden onder een open licentie, zoals digitale lesboeken, video's, colleges en oefeningen.
Disclaimer: artikel gegeneerd door chatGPT op basis van door de redactie ingegeven informatiebronnen (o.a. NOS) en extra toelichtingen. Nabewerkingen en correcties door de redactie.


Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.